Echt hoor, als ik het lachen niet had geleerd was mijn leven een ernstig drama geworden. Volstrekt nutteloos eigenlijk. Gelukkig kom ik uit een voortreffelijk milieu wat dat betreft. De gulle lach is mij met de paplepel in gegoten.
Om en nabij onze familie wordt eigenlijk standaard gelachen. Het mooiste voorbeeld is wel de crematie van mijn idioot jong overleden neef in 2012 (45 jaar, hartstilstand na een partijtje squash). Voor en tijdens de plechtigheid overheersten uiteraard verslagenheid en intens verdriet. Naderhand stonden in de aula glaasjes wijn en hapjes te wachten en via een natuurlijke weg werd de knop langzaam op standje familiereünie gedraaid. Het bier vloeide, lachsalvo’s volgden elkaar op, het mocht en het was goed.
Dit aanstekelijke ‘joie de vivre’ begon al bij mijn vaders vader, mijn pake dus (waarschijnlijk al veel eerder hoor, maar daar was ik helaas niet bij) en heeft in de meeste gevallen doorgewerkt naar partners, kinderen, schoonkinderen, kleinkinderen en zelfs stiefkleinkinderen. Er hangt een bepaalde energie om de familie heen die een aanzuigende werking heeft op de juiste aanhang. Elke lach komt recht uit het hart, wordt intens beleefd. Dat gaat diep, daar is niks oppervlakkigs aan. Zwaarmoedigheid is nu eenmaal niet onze tweede natuur.