Ik ben niet goed in ruzie maken. Dat komt omdat ik achteraf altijd heel goed weet wat ik had moeten zeggen om tot een respectvolle, orde scheppende ruzie te komen. Schiet niet op natuurlijk. Onvrede, onenigheid en onmin ontstaan ineens en daar moet je direct mee dealen. Of niet. Ik kies vaak voor die tweede optie.
Te laat reageren, daar heb ik een handje van. Als ik les geef aan een groep, komt het voor dat twee mensen er steeds doorheen babbelen. Best storend en na een half uur ga ik me intern voorbereiden (‘Oké, na de volgende oefening zeg ik er echt iets van!’). En wat denk je…het gebabbel stopt alsnog vanzelf. Balen toch? Kan ik geïrriteerd naar huis, heb ik ruzie met mezelf.
Goed, oefening baart kunst. En juist nu, in deze crisistijd waar we langer dan ooit op elkaars lip zitten, heb ik de gelegenheid om vlieguren te maken. Dus chop-chop, an die Arbeit!
Het duurde van de week dan ook maar vijf scheldkanonnades en twee harde klappen op de laptop die ‘niet deed wat ik vroeg’ voordat mijn lieve vriend het zat was. ‘Ben je helemaal gek geworden! Doe es ff normaal!’ De boodschap was duidelijk en vooral heel luid: Wij gaan ruzie maken. Nu!
Ik haalde diep adem, zocht naar de beste woorden en was wederom te laat. Vriendlief stond namelijk al naast me, gaf een knuffel en zei ‘sorry.’
Ja, zo leer ik het natuurlijk nooit.
Wordt vast en zeker vervolgd.