Mijn weerstand tegen de zeurende medemens zit diep. Het is eigenlijk een pure paplepelkwestie. Mijn ouders wilden allesbehalve ‘eamels’ van ons maken. Onder eamels verstonden we kinderen die vaak ziek waren of nog erger ‘niet zo lekker’ en het soort dat nooit meehielp met speelgoed opruimen na een feestje.
De allergrootste eamels waren kinderen die dingen niet lustten…. Mijn schoolvriendinnetje vroeg doodleuk om een ander koekje, omdat ze geen speculaasjes lustte… vond jus over de aardappelen ‘vies’ en kreeg er thuis trouwens altijd appelmoes bij… Met dat soort ge-eamel moest je dus niet bij ons aan komen. Nog steeds niet. Ik waarschuw maar even.
Nu ik crisisgewijs tijd en energie over heb, komt deze ‘niet zeuren, maar aanpakken’ attitude goed van pas. En aangezien mijn ouders inmiddels ook niet meer de j…. goed, laat ze ’t niet horen. In elk geval, ik kan gerust even hun ramen lappen, wat boodschappen halen, desnoods onkruid wieden. Ja toch? Denkt mijn moeder anders over: ‘Ach nee joh, pak een boek, maak een puzzel en ontspan. Net eamelje.’