Veel mensen hebben een band met een specifiek liedje. Omdat het over hen gaat of troost biedt. Dat heb ik met een sketch van Ronald Goedemondt, het heet ‘Ruzie met de dingen.’ Gaat over mij en, vooruit, biedt mij troost. Ruzie met de dingen, zoek maar es op, je lacht je dood. Deze scene omschrijft in een notendop de tragiek van mijn bestaan. En daarmee kun je rustig vaststellen dat ik geen al te zwaar leven leidt.
Veel blijft mij bespaard. Slepende rotziektes, ongelukken, blessures? Nooit gehad. Het universum is mij mild gezind en laat me wat klooien in de marge, ruzie maken met dingen. Laptops houden zich in mijn buurt ineens van de domme, vlooien bespringen mij terwijl ze de kat ongemoeid laten (gelooft niemand). En in het voetbalstadion gaat er op het laatste moment een boomlange mafkees met ADHD voor me zitten.
Allemaal van die kleine kutdingen uit de categorie ‘heb ik weer’ die me tot waanzin drijven wanneer ze aan de hand zijn. Achteraf lach ik er hard om. Erger wordt het namelijk niet. Nooit. Ik heb in al die decennia een rotsvast vertrouwen in het universum ontwikkeld.
Waarschijnlijk sta ik over 50 jaar (‘alive and kicking’, zeker weten) gewoon nog steeds te foeteren op de gebruiksonvriendelijke afstandsbediening, roep ik ‘heb ik weer’ als het touwtje van de servicebel afbreekt en erger ik me de tering aan dat piepende rollatorwieltje. En wanneer de technische dienst me uit de brand heeft geholpen zal ik er weer keihard om lachen. Ik lach me vanzelf een keer dood.