‘Ie mud’n wat heb’n wat oe plug’ verzuchten mensen met Oost Nederlandse roots wel eens. (Helaas ken ik alleen de fonetische versie, dus corrigeer me a.j.b!). Ik vond deze zegswijze altijd wel een geinig bruggetje tussen twee gespreksonderwerpen.
Maar nu ik inmiddels onvrijwillig thuis blijf (je weet toch zelluf, zzp’er, bedrijven dicht, bladiebla) wil ik inderdaad ‘iets hebben wat me plaagt.’ Niet thuis zítten, maar thuis kómen. En weer wat te zeiken hebben…
…dat ik het vandaag druk heb, want straks moet ik nóg een les geven
…dat het weer eens stervens koud was in het leslokaal
…dat al die jonge collega’s de kantjes er af lopen
…dat het residubakje van de koffieautomaat altijd vol is
…dat die automatenprut trouwens nog steeds niet te zuipen is
…dat de baas alweer de facturen niet op tijd betaald heeft, die eikel
Ik wil gewoon weer iemand een eikel vinden. Maar niemand is een eikel. ’t Is nooit goed hè? Gezeik altijd..
