Om de vergroening in onze vooroorlogse prachtwijk wat te stimuleren, kunnen de bewoners gebruik maken van een aantrekkelijke tegemoetkoming. Dat zou mij op z’n minst moeten aanspreken, aangezien dit subsidieproject luistert naar de sexy titel ’50 Tinten Groen.’ Maar ík luister niet. In tegenstelling tot vele buren die hun leefomgeving al lekker hebben opgegroend met kekke geveltuintjes of een sierlijke bloementuin op het dak. Een lust voor het oog, zonder meer, maar ik heb de ballen verstand van dat soort dingen, dus nee, niks voor mij.
Dolblij ben ik met onze platbetegelde achtertuin waar vriendlief afgelopen zomer nog een schitterende, zelfgemaakte overkapping neerzette. Weer of geen weer, wij kunnen barbecueën. Mij hoor je niet.
Gelukkig voor het milieu heeft diezelfde vriend naast z’n drukke baan nog wat tijd en groene vingers over. Daarom gingen we op zijn initiatief voor een sedum daktuintje. Prima joh. Ik heb er dus geen verstand van, maar dat is een tuintje van sedum. Op het dak. Denk ik. En dat wordt dan groen. Neem ik aan. Zoek maar ff op anders.
Goed, vriendmans klom zo’n kleine honderd keer met een emmertje aarde, grind en/of sedumstekjes het te bebouwen platdak op. Enkele uren en een stijve rug later riep hij me. ‘Ons tuintje ligt erin hoor, kijk maar.’ Vanuit het slaapkamerraam keek ik naar een zwart modderdakje met grind. Eh…50 Tinten Groen? Laat maar, ik heb er gewoon geen verstand van.