Onze keurige straat doet niet aan hysterische Oranje uitdossing, geen vlaggetje te bekennen. Toch denk ik dat iedereen kijkt, want om kwart voor aanvang van elke pot is het buiten muisstil. Om die specifieke, spannende, stilte op te snuiven, breng ik vlak voor een wedstrijd altijd even een vuilniszak naar de container. Zo kicken is dat, daar kan geen wapperend vlaggetje aan tippen.
Bij mooi weer schuiven we het teeveemeubel naar buiten (ja, richting de achtertuin hoor, niet voor het huis natuurlijk, #nettebuurt, #koopwoningen, #wezijntochzekerhenkeningridniet). Beetje volks, maar mag ’t een keertje? Iedereen doet ’t. Toch?
Niet helemaal, want laatst werden we na het Wilhelmus opgeschrikt door het geluid van, jawel, een grasmaaier. Say what? Hoe dan?
Nou kun je veel van onze naaste buurman zeggen. Bijvoorbeeld dat het een aardige, kalme, sociale, behulpzame, intelligente, universitair geschoolde en uiterst belezen dertiger is. Die kennelijk niet van voetbal houdt. Dat dan weer wel. Of niet. Hoe dan ook, hij voldoet absoluut niet aan het klassieke beeld van de aso next door, maar om nou tijdens Oranje zo luidruchtig te gaan tuinieren….. Dat moet een daad van opstand zijn tegen het, in zijn ogen, platte volksvermaak dat voetbalgekte heet. Wat een arrogantie zeg. Tijd om een chagrijnige blik over de schutting te werpen.
Met een minzame glimlach staat ie me te woord: ‘Hee buuf! Heeft Memphis er al één in liggen? Nee joh, ik kijk niet, die spanning kan ik niet aan. Ik ga lekker mindful in de tuin bezig, veel beter voor me.’ Ergens heeft ie nog gelijk ook. Stèl nou dat wij straks gefrustreerd en verbitterd terugkijken op een teleurstellende afloop, is hij mooi degene die het laatst lacht. Met z’n puike gazonnetje. Slimme jongen.