‘Op zich gezellig hoor, zo’n personeels bbq, maar ik ken verder niemand, jij wel?’
- Nee weinig. Alleen hem heb ik wel eens gesproken, die nu de maiskolven staat om te draaien.
‘Zo, leuke vent, is ie homo?’
- Geen flauw idee, hoezo?
‘Die sandalen…’
- Dragen ‘echte kerels’ geen sandalen dan?
‘Zou jij ’t niet hysterisch uitgillen als die van jou op sandalen zou thuiskomen?’
- Eh…ja, eigenlijk wel.
‘Nou dan! Kijk eens joh, nog met klittenband ook. Kan toch niet?’
- Hm, ik snap je punt, maar sandalen zijn natuurlijk geen onomstotelijk bewijs dat ie homo is.’
‘Misschien niet, maar zonder die kutsloffen zou ik ‘m doen. Echt. Meteen!’
- Tja, dan moet je ’t hem gewoon vragen.
‘Nee zeg, je vraagt toch ook niet aan iemand of ie toevallig seriemoordenaar is.’
- Beetje rare vergelijking, maar goed, dan doe ik het wel.
‘Nee joh, hoe dan?’
- Gewoon, ‘ik vraag dit voor een vriend’ en dan schiet ik ‘m erin. Tot zo!
‘Hey, kom hier, doe niet zo gek!’
- Was ik weer, ’t is geregeld. Hij is helemaal voor jou.
‘Wat heb je gedaan? En waarom staat hij ineens op blote voeten achter die bbq?’
- Ik heb ’t gewoon gevraagd. Of ie z’n sandalen wil uittrekken.