Tot voor kort raakte ik nooit verzeild in duurzame conflicten, om de doodeenvoudige reden dat ik daar niet goed in ben. Ik hou het in principe gezellig, omdat ik er altijd van overtuigd was dat fitties niet bijdragen aan een leuk leven. Een misvatting van jewelste, weet ik sinds deze week.

Je kent ’t wel. Beetje koffiedrinken met collega’s, wat informeren naar elkaars weekend, kroegbezoekjes bespreken, eredivisie doornemen, opscheppen over je zelfgemaakte vissoep. Veel mensen doen dat. Of laten dat. Zoals die ene die desondanks altijd de aandacht op zich weet te vestigen. Elke keer hetzelfde, net wanneer ik heel even aan het woord ben, weet zij de ongedwongenheid binnen enkele zinnen omver te trappen: ‘Vis? Getver, snap niet dat je ’t weg krijgt, zo goor! En voetbal kijken is zonde van mijn tijd, ik moet altijd naar m’n moeder. Ze heeft weer een slechte uitslag gekregen van het ziekenhuis, pfff.’ Vanaf dat moment is de gezelligheid natuurlijk passé, dus ik buig elke keer voor haar zure interruptie en hou mijn fatsoen en dus mijn mond. Ja zeg, wie ben ik om een dominante bitch met een zwaar leven haar klaagmomentje te ontnemen…? Je voelt ‘m al hè..?

Nou, dat klopt. Vraag me niet waar ik die rechte rug ineens vandaan toverde, maar van de week was ie er, om me te steunen in de strijd. Want deze keer boog ik niet voor de sfeerverpester die altijd door me heen praat. ‘Jij bent een sfeerverpester die altijd door me heen praat!’ Padoem pats! In her face.

De rapen zijn sindsdien flink gaar en ik koester mijn fittie met de sfeerverpester die altijd door me heen praat. Praatte, moet ik trouwens zeggen. Onze wederzijdse onmin uit zich namelijk in een ijzig zwijgen van haar kant, zodra ik ten tonele verschijn. Ondanks de stilte is het applaus in mijn hoofd oorverdovend. Ik buig nogmaals. Voor mezelf deze keer.

Meer blog items