‘Hey meid, lang geleden. Ik zei nog tegen Harm, er zal toch niks gebeurd zijn? Ja, je weet het tegenwoordig niet hè…’ Het is Wilma van verderop. Lieve buurvrouw met een hulpbehoevende Harm als man. ‘We missen je. Jammer dat je niet meer langs bent geweest.’ Stilte. Daar wordt aan mijn deur geklopt. Hard geklopt, zacht geklopt. Het schuldgevoel meldt zich. Ik doe niet open. Niet meer. Ik moet trouwens naar m’n werk. ‘Doe je Harm de groeten?’
‘Bel maar es aan, dat zou ik heel fijn vinden!’ opperde Wilma een jaar geleden na één van onze straatbabbeltjes waarin ze me weer uitgebreid had bijgepraat over de snelle aftakeling van Harm, de familie en vrienden die niet meer langs kwamen en de dochters met hun drukke gezin. Tuurlijk lieve Wilma, ik kom langs.
Bij Wilma krijg ik gegarandeerd een warm welkom. De kachel hoog, altijd een potje thee klaar. ‘Of wil je liever koffie? Maak ik graag voor je hoor, ik vind het veel te fijn dat je er bent meid. Hier, neem een koekje, jij kan het wel hebben. Nee meid, het is hier echt ellendig, de thuiszorg was ook weer te laat. Kon ik alle rommel van Harm zelf opruimen, als je begrijpt wat ik bedoel. En ik heb zo’n last m’n rug meid, dat wil je niet weten. Wees jij maar blij dat je gezond bent!’
Geen idee hoe ze weet dat ik gezond ben. Heb haar nog nooit iets verteld, laat staan over mezelf. Geen tijd voor, zeker niet als één van de dochters spontaan binnen valt. Die neemt het stokje graag van Wilma over wanneer laatstgenoemde even een tosti gaat maken voor ondergetekende meid. Heb ik wat te kauwen tijdens de leegloop van dochterlief, want die kan er ook wat van. Rent met haar puberzoon van hulpverlener die er niks van begrijpt naar kickboksles naar andere hulpverlener die er niks van begrijpt. Onlangs sloeg ie een kassameisje van de Jumbo in elkaar. Kan ie niks aan doen. Die lieverd heeft nu eenmaal een anti sociale persoonlijkheidsstoornis en een ongeorganiseerde agressiehuishouding. Dus.
‘Hier meid, je moet goed eten’, aldus Wilma met een tosti ham/kaas. ‘Ja, het is allemaal wat, in onze familie. Wees maar blij dat jij ’t goed voor mekaar hebt meid!’ Blij ben ik, niks te klagen heb ik, maar nogmaals….wat weet zij daarvan? Oprecht, dat ze me het beste gunt, hartverwarmend dat ze me volstopt met thee, koek en tosties, dankbaar dat ze van mijn gezelschap geniet. Maar ze heeft me nog nooit iets gevraagd. Zelfs niet hoe ik heet.
En daar trek ik toch echt een grens. Wilma is lief, maar deze meid is leeg.