Onderweg weg naar één van mijn werkplekken maak ik de milde inschattingsfout dat ik iets te vroeg voorsorteer, waardoor ik een klein stukje op de stoep kom te rijden. Met mijn fiets. Twee wandelende tegenliggers zien zich daardoor genoodzaakt om even achter elkaar ipv naast elkaar te gaan lopen. Dit gaat niet geheel van harte. ‘Ga op de weg fietsen, vieze trut!’, aldus de mannelijke helft van het duo.
Vroeger, pak ‘m beet vijf jaar terug, had ik het heerschap in kwestie op passend nivo van repliek gediend in de trant van ‘Hou je bek, eikel!’ In het meest gunstige geval dan. Inmiddels, wat overgangsjaartjes wijzer, ben ik tot het inzicht gekomen dat we volgens mij allemaal een beetje hetzelfde willen in het leven. Het leuk hebben. Niet iedereen loopt daar mee te koop, dat weet ik, en af en toe, zoals nu, raak ik in de clinch met mensen die ‘gelijk hebben’ belangrijker vinden dan ‘het leuk hebben.’
Al levert dat soort mensen natuurlijk wel het nodige entertainment op. Op vrije middagen houd ik regelmatig marathonzittingen met ‘Mr. Frank Visser doet uitspraak.’ Het zure misantropenvolk dat zichzelf zo schaamteloos in de etalage zet vervult mij elke keer weer met trots. Op mezelf. Goed, ik dwaal af.
Deze vieze trut moet namelijk op de weg fietsen. Ik wacht drie seconden met reageren. In die drie seconden wordt mijn innerlijke Dark Web trouwens flink binnenste buiten gekeerd, kan ik je melden: ‘Flikker op, loser!’, ‘Hou je kutsmoel, achterlijke Tokkie!’, ‘Ga ff lekker dood joh, k@&#$%mongool!’ Het komt allemaal in me op.
Maar goed, na die drie seconden weet ik het: Deze man heeft issues/hulp nodig en ik ben de uitverkorene. Een intense dankbaarheid maakt zich van mij meester. Dat uitgerekend ik de redder mag zijn van dit getroebleerde heerschap ontroert me.
Minzaam glimlachend stap ik van mijn fiets en richt me tot het tweetal: ‘Hoe kan ik u helpen meneer?’ Mijn boodschap wordt in gepaste stijl ontvangen, een viertal opgestoken middelvingers valt mij ten deel. De tekstuele onderbouwing verdwijnt helaas in de huilende wind, maar één ding is duidelijk: Er zijn nog wat hobbels te overwinnen, toch heb ik de twee een stukje op weg geholpen. Het komt goed, ik voel het.
Uitermate tevreden met mezelf fiets ik verder. Wat is het toch een zegen om iets voor de medemens te kunnen betekenen….