‘Lieverd, ik ga het leven verlaten. Binnen enkele maanden al.’ Zo zei ze het, tussen twee slokken koffie. Een minzame lach op haar gezicht. Het was menens.
Nee, echt depressief zou je haar niet meteen inschatten, de flapuit van de sportschool. Hart op de tong, klanten en trainers altijd uitbundig begroetend, aandacht voor iedereen. Deel van de inventaris, levendig meubilair. Tijdens een kopje koffie, één op één, werd ze wel es serieuzer. ‘Joh, ik trek deze wereld niet.’ Dan volgde er vaak een bloemlezing uit haar pittige verleden met een niet bepaald kreukvrije opvoeding, verslavingen, suïcides, grenzeloos gedrag, zelfdestructie. Desondanks, had ze geleefd. Me dunkt, alle kanten van de medaille had ze geproefd. Maar het was mooi geweest.
Terloops sprak ze er wel eens over, dat ze op een waardige manier haar leven zou willen beëindigen. Dat traject was inmiddels van start. Doorgewinterde hulpverleners mochten gaan beoordelen of haar wens om te sterven gegrond was.
Desalniettemin straalde ze overwegend positieve energie uit en was het lachen in haar buurt. Mijn hemel, hoeveel sporttopjes, jasjes, broeken en zelfs handtasjes ik haar al afhandig maakte… alleen door te zeggen: ‘Gaaf topje zeg!’ Dan stond ze enkele tellen later in haar sportbeha: ‘Hier, neem jij maar. Nee, niet tegensputteren, ik heb er meer dan genoeg thuis!’
Vrijgevig was ze altijd al. Kleding, spulletjes, taart bij koffie, lunches in de stad en complimenten. ‘Wat een fijne les, dankjewel’, ‘Je haar zit echt leuk vandaag!’ , ‘Wat zijn je billen mooi, Annette!’ Ze strooide gul.
Ik praat al in de verleden tijd, merk je dat…?
Anyway, nu de hulpverlening toestemming heeft gegeven voor een waardig einde, mogen al haar bezittingen de deur uit. ‘Kom gauw langs, ik heb nog koffers vol met kleren. Voor jou!’ was haar boodschap aan mij. Aldus geschiedde. Een potje thee en een anderhalf uur durende doorpasssessie later fietsen we allebei met drie tassen aan het stuur naar mijn huis. Nee, ze hoeft niet binnen te komen, ze moet weer gaan. Al babbelend maakt ze rechtsomkeert en aan het einde van de straat hoor ik haar nog even ‘Bedankt! Ik ben zo blij dat mijn kleren bij jou zijn!’ Enkele passanten kijken om. Boeie.
Goed, ze is nu nog onder ons, maar ik loop, fiets en sport al in haar spullen. Bewust van het feit dat ik leef…