Het was weer es tijd voor de kapper. Hier in Assendorp is de keuze reuze en de mijne viel jaren geleden op die ene kapsalon waar het personeel gebrekkig Nederlands spreekt en waar ik contant moet betalen. Dat maakt mijn kappersbezoekje tot een best aangename escape from reality, bovendien werken ze er als een tierelier. Geen idee welk paardenmiddel ze door dat blauwe poederpapje roeren om mijn haar binnen een uur weer in een smetteloos reflecterende blondstand te kneden, maar… Nee, ik hoef het niet te weten, die discussie over duurzaamheid voer ik wel met mensen die onze taal beter beheersen, #kopinhetzand.
Goed, betalen met muntjes en papier dus. Weet je, ze hebben heus wel zo’n SumUp apparaatje onder de balie liggen, voor noodgevallen. Dat werd ooit eens zuchtend tevoorschijn getoverd toen ik was vergeten cash te pinnen. Schuldig dat ik me toen voelde…
Maar nu heb ik besloten om het op de spits te drijven. Ik weiger nog langer stad en land af te fietsen voor een werkende geldautomaat, omdat een bedrijf, waar ik notabene vaste klant ben, niet met de tijd mee wil. Of er duistere zaakjes op na houdt, hoef ik ook niet te weten eigenlijk, #kopnogdieperinhetzand.
Trouwens, ik heb ze in de tang, want zoals ik al zei, professionals genoeg in de buurt. Enkele deurtjes verder kunnen ze m’n haar ook in de gewenste tint schilderen en mag ik wel gewoon eigentijds afrekenen, dus zeg ‘t maar. Ik ga me niet meer schuldig voelen ook.
Intussen is het weer ouderwets gezellig en vertrouwd bij mijn vaste kapster. Zingend en lachend smeert ze het blauwe wondermiddeltje op m’n hoofd, terwijl ze me herhaaldelijk haar vaste oneliner toefluistert, ‘jaja, mooi haar voor mooi mevrouw.’ Haar baas staat minzaam lachend vanachter een bak koffie goedkeurend toe te kijken: ‘Jaja, ies echt mooi hoor, ies mooi..’ Ik krijg trouwens ook koffie, wat zoals altijd koud wordt, want ik moet natuurlijk wel ‘stiel zieten.’ Me dunkt, wil voor geen goud die chemische zooi in m’n ogen krijgen, dus ik verroer me niet.
Behalve m’n hoofd hou ik vandaag ook mijn poot stijf, bij het afrekenmoment laat ik meteen mijn bankpas zien. ‘Niet contant?’ probeert de kapster nog. ‘Nee, ik ga niet meer omfietsen om cash te halen, ik wil gewoon pinnen.’
Haar glimlach maakt plaats voor een verwrongen streepje en met een diepe zucht schuift ze me het verstofte automaatje toe. Wanneer ik met een vrolijk bedoeld ‘Nou doei hè, tot kijk!’ de deur uit ga, kijkt zelfs de baas niet meer op van een spelletje op z’n Nokia. Wat zal ’t zijn, Tetrus, denk ik.
Lekker dan, hier ga ik me dus de hele dag, waarschijnlijk nog veel langer, rot over voelen. Wat ben ik toch een bitch. Hoop dat ik snel uitgroei heb, dan kan ik weer bij ze langs om het goed te maken. Al moet ik naar Stadshagen fietsen om contant geld te pinnen.
Ze hebben me in de tang, ik voel me schuldig.