Jij hebt ze ook in je vrienden-, kennissen- of collegakringen. Ze zijn de oorzaak dat je na een gezellig bedoeld avondje of ‘another day at the office’ opgefokt en total loss thuis komt. Types die geïnteresseerd doen en intussen maar één vraag beantwoord willen hebben, ‘How can I make this about me?’
De skills om met dit vermoeiende mensensoort te dealen heb ik nog niet helemaal onder de knie, maar op mijn diverse werkplekken wemelt het van het oefenmateriaal. Alleen, de rode vlaggen waar ik mee om de oren wordt geslagen, merk ik vaak te laat op. Van de week ook weer, man man man…
‘Goh joh, ik hoorde dat je kat was overleden?’, aldus een fitnessklant aan de koffietafel. ‘Verdrietig hè? Weet er alles van hoor, vorig jaar is mijn vader overleden, aan kanker, hij had zoveel pijn, dus het was beter voor hem, maar ik mis hem enorm. Kun je je niet voorstellen.’
Nee, dat intense leed kan ik me inderdaad niet voorstellen en mijn dooie kat is ineens gereduceerd tot peanuts. Thanks a lot, rooie vlag wappert. Ze gaat door: ‘Jij schrijft hè? Leuk voor je, mooie manier om emoties te verwerken.’
Jongens, ik moet ingrijpen, spintsvondig uit de hoek komen, maar ik wordt gekneveld door een rooie vlag. Zij niet: ‘Ik heb vroeger gedichten geschreven, iedereen zij dat ik talent had. Maar ja, mijn vader werd dus ziek en ik heb ook nog kinderen. Nou, dan heb je echt geen tijd meer voor jezelf!’
Onuitstaanbaar, die rotvlag slaat striemen in m’n gezicht. Krijg zin om terug te slaan, #bitchclap.
Om haar te sparen sta ik op, wegwezen hier. Helpt niet: ‘Jij hebt geen kinderen hè? Kan je geen ongelijk geven hoor, het is heel zwaar. Als je ze eenmaal hebt, snap je pas wat echt belangrijk is in het leven!’ Klaar nu. Mijn beurt:
‘Condooms bedoel je?’
Mijn verbale bitchclap werkt. Ze is stil. Voor even. Dan barst ze in huilen uit. Ze wordt getroost door enkele omstanders. Ik loop weg, naar buiten, knal de deur achter me dicht. Boze ogen prikken in m’n rug.
Eén ding is zeker, I made this about me.