‘Ho, sorry hoor!’, aldus de langslopende dame in de Jumbo. ‘Geeft niet’, zeg ik. Zo doe je dat wanneer iemand lichtjes met een winkelkarretje tegen jouw yogatas aan rijdt. Per ongeluk, neem ik aan. En daarna weer door met de grotere vraagstukken des levens. In mijn geval eindeloos drentelen voor het chocoladeschap en maar niet kunnen besluiten of ik me deze keer dan eindelijk durf over te geven aan een kwaliteitsreep, omdat de huismerkchocola van deze superketen steeds weer tegenvalt…

Maar deze keer gaat ’t anders. Ze blijft me lachend aankijken, die dame van toch wel tegen de 80, verwacht ik. Vrolijk mens blijkbaar, die verdient wel een paar woorden van me: ‘Ik heb ook wel een lompe tas bij me hè, logisch dat je daar tegenaan stoot.’ Ze blijft lachen, schudt haar hoofd, komt iets dichterbij me staan, pakt m’n arm en fluistert: ‘Ach, heel eerlijk, ik deed het eigenlijk expres. Ik kom hier al jaren en mag graag een beetje klieren, maar dat kan niet bij iedereen. En ik zag jouw gezicht en dacht… die kan er wel tegen!’ Nu is het mijn beurt om te lachen. Wat een gaaf mens is dit.

‘Kijk, u heeft er een goeie neus voor.’

  • Weet je, ik ben opgegroeid met drie oudere broers boven me en dan leer je wel wat klieren is!

‘Ja, tuurlijk.’

  • En jij hebt vast ook broers, ik zie dat soort dingen gelijk. Nou, lieve dame, ik hou je niet langer op, wens je nog een gezellige dag enne… rustig aan met de chocola hè! Hahaha, ik klier je maar een beetje hoor.’

Ze knijpt nog een keer zacht in m’n arm om vervolgens bescheiden schaterend achter haar winkelkarretje verder te struinen.

Broers. Nee, helaas. Hoewel, helaas? Misschien maar goed ook. Ik beschikte thuis over een jonger zusje die de kunst van het klieren beduidend beter beheerste dan ik. Dat ligt waarschijnlijk ten grondslag aan mijn klierbestendigheid en tegelijk aan mijn onvermogen om terug te klieren. Ik wachtte namelijk altijd met een tegenreactie tot ik haar geklier zat was. Dan was kliermomentum reeds vervlogen en vatte mijn opponente dat welverdiende petsje tegen haar wang op als ‘slaan.’ Zusjelief switchte vervolgens moeiteloos van klierfase naar klikfase en dan had ondergetekende het ineens gedaan. Ik was tenslotte ‘de oudste en zou de verstandigste moeten zijn.’ Kansloos.

Nee, constructief klieren leek voor mij niet weggelegd, dus stopte ik er maar mee en ontwikkelde me in rap tempo tot een pleaser van het zuiverste water. Gaat me tot op de dag van vandaag zeer prima af, ik hoor nooit iemand klagen..

Maar die dondersleuke mevrouw van daarnet heeft iets bij me los gekieteld. Nadat ik vol overtuiging een levensechte Melk Caramel Zeezout van Cote d’Or in m’n mandje heb laten vallen, kijk ik om me heen of ik de engel op mijn pad nog ergens kan spotten. En, ja hoor, even voorbij het walhalla der sterke dranken zie ik dat er intussen zowel een fles sherry als een fles advocaat in haar karretje ligt. Dit is mijn kans: ‘Nou nou, mevrouwtje… pas op met die drank hè?! Slecht voor de hersentjes…!’

Ze draait zich naar me om en kijkt me strak aan: ‘Zeg dondersteentje, je denkt misschien dat je alles zomaar tegen me kunt zeggen, maar zo werkt dat niet. Knoop dat even goed in je oren, jongedame!’ Oh shit, mijn inschatting, mijn timing, mijn klierskills…ze laten me weer in de steek, ik kan dit gewoon echt niet.

Ineens schatert de dame het uit: ‘Hahahaaaa, daar had ik je mooi tuk, hè?’ Nou, dat had ze zeker. Samen schateren we nog een poosje verder.

Goed, ik ben geen geboren kliertalent, zoals dit topwijf, maar heb vandaag wel de eerste stap gezet naar een kliervoller leven… 😉

Meer blog items